De lidstaten zijn verplicht informatie te verstrekken over de uitvoering van Richtlijn 2010/63/EU elke vijf jaar aan de Europese Commissie. Na de eerste rapport in 2019 verscheen het tweede rapport, dat de periode 2018-2022 bestrijkt, is zojuist gepubliceerd.
Onderwijs en opleiding
De richtlijn vereist passende opleiding en training voor personeel het uitvoeren van procedures, het verzorgen van dieren, het doden van dieren en het ontwerpen van procedures en projecten. De uitvoering ligt echter grotendeels bij de lidstaten, die onafhankelijk kunnen beslissen hoe competentie moet worden aangetoond.
De meeste lidstaten gaven aan dat zij de EU-kader voor onderwijs en opleiding document, maar gaf geen expliciete uitleg hoe competentie moet worden aangetoond buiten het behalen van de vereiste opleiding.
Projectevaluatie en autorisatie
Bij de evaluatie van projecten moeten aanvragen zorgvuldig worden overwogen om ervoor te zorgen dat het gebruik van dieren gerechtvaardigd is, de principes van de 3V’s (vervanging, vermindering en verfijning) worden toegepast en dat de verwachte voordelen groter zijn dan de verwachte nadelen. 2 lidstaten maken gebruik van individuen om projecten te evalueren, terwijl de andere lidstaten een panel gebruiken.
Rondom 15.000 projecten waarbij dieren worden gebruikt, worden jaarlijks in de EU en Noorwegen goedgekeurd. Het aantal projecten is gedurende de verslagperiode van vijf jaar redelijk constant gebleven en slechts ongeveer 4,5% van de aanvragen wordt afgewezen elk jaar.
Competentie van projectevaluatoren wordt op verschillende manieren verzekerd. Het lijkt er echter op dat er ruimte voor verbeterde training om een consistente aanpak in alle lidstaten te garanderen. Veel lidstaten bespraken de vereiste kwalificaties van projectevaluatoren, maar alleen Ierland noemde expertise op het gebied van diervrije methoden.
Het is verbazingwekkend dat er geen uitleg over hoe harmonisatie bereikt kan worden wanneer de projectevaluatie door meerdere bevoegde autoriteiten uit verschillende lidstaten wordt uitgevoerd.
Slechts één lidstaat heeft bevestigd dat aanvragers worden nooit betrokken bij de projectevaluatie van hun eigen werk.
Dieren die gefokt en gedood worden, maar niet gebruikt worden in procedures
Deze categorie omvat dieren die gedood worden voor hun organen en/of weefsels, dieren die gebruikt worden voor de fokkerij wanneer ze het einde van hun fokleven bereiken, dieren die ziek en humaan gedood werden voordat ze gebruikt werden, en dieren die gedood werden om de gezondheid en wetenschappelijke integriteit van de kolonie te beschermen. Ze worden niet gerapporteerd in de jaarlijkse statistieken.
In 2022, 9,5 miljoen dieren werden gefokt en gedood, maar niet gebruikt in procedures. Dit betekent dat er meer dieren in deze categorie vallen dan het aantal dieren dat daadwerkelijk in procedures wordt gebruikt. Muizen, zebravissen en ratten zijn goed voor meer dan 90% van de gerapporteerde dieren.
Inspecties
20 lidstaten hebben voldaan aan de vereiste om ten minste 1/3 te inspecteren van de gebruikende instellingen per jaar. Griekenland, Kroatië en Portugal lijken niet aan dit criterium te voldoen voor elk van de gerapporteerde jaren.
Volgens de richtlijn moet een passend deel van de inspecties worden uitgevoerd zonder voorafgaande waarschuwing. In de hele Unie, ongeveer 1/3 van de inspecties was onaangekondigdHet percentage onaangekondigde inspecties varieerde echter per lidstaat. 0-100%. Dit suggereert dat er verschillende criteria worden toegepast om ‘een passend percentage’ te bepalen.
8 lidstaten hebben dit gedaan geen onaangekondigde inspecties wat hetzelfde aantal is als in het eerste rapport. Cyprus en Portugal hebben geen onaangekondigde inspecties uitgevoerd gedurende de tien jaar die worden bestreken door de twee uitvoeringsrapporten.
18 lidstaten hebben erkend dat zij voldeed niet aan de minimumeisen voor inspectie in een van de verslagjaren.
Straffen
Bijna 3/4 lidstaten rapporteerden overtredingen en 21 lidstaten hebben administratieve maatregelen genomen. Overtredingen die werden afgehandeld door administratieve maatregelen waren het gevolg van tekortkomingen op het gebied van dierenwelzijn, personeel, dossiers, omgeving en faciliteiten.
Bijna de helft van de lidstaten heeft juridische stappen ondernomen, waarvan tweederde bestond uit boetes.
Structuur van de bevoegde autoriteiten
De richtlijn vereist dat de vergunningverlening aan inrichtingen, inspecties, projectevaluatie, projectvergunningverlening en retrospectieve beoordeling worden uitgevoerd door een bevoegde autoriteit. 7 lidstaten hebben slechts één bevoegde autoriteit voor elk van de vijf taken (Denemarken, Ierland, Cyprus, Malta, Portugal, Slovenië, Noorwegen), terwijl andere lidstaten een zeer groot aantal bevoegde autoriteiten hebben (bijvoorbeeld 112 in Spanje; 245 in Italië, 328 in Polen en 573 in Duitsland).
Het kan een uitdaging zijn om een consistente aanpak te hanteren als meerdere bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor dezelfde afzonderlijke taken. Een groot aantal bevoegde autoriteiten voor een of alle taken vergroot het risico op inconsistenties.
Samenvatting
De uitvoeringsrapporten zijn een gelegenheid om te laten zien hoe de lidstaten sinds de oprichting van de EU te werk zijn gegaan. uitvoering van de richtlijnbegrijpen waar ze tegen problemen aanlopen, maar ook de beste werkwijzen benadrukken, zodat ze van elkaar kunnen leren.
Het gebrek aan harmonisatie tussen de lidstaten heeft nog steeds een negatieve impact op de doelstelling om in de hele EU een gelijk speelveld te creëren, maar ook, en dat is belangrijk, op het dierenwelzijn.